Welkom bij Tot op de bodem, de nieuwsbrief over Groningen en het gas van de onderzoeksgroep Environment & Society aan de Universiteit van Amsterdam. Na de stortvloed van verhoren van de parlementaire enquête is het belangrijk om na te denken waar we nu staan. Iedere week biedt één van de leden van de onderzoeksgroep een nieuw perspectief op het heden en verleden van de gaswinning. Ons doel is om het publieke debat over gas aan te jagen, te verruimen, te verdiepen en van kritische kanttekeningen te voorzien.
In deze eerste nieuwsbrief belicht Marin Kuijt de onbekende koloniale voorlopers en voorbeelden van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM). In komende edities van de nieuwsbrief zullen de rol van gas in de Koude Oorlog, ons veranderde beeld van gas en de protesten in Groningen aan bod komen.
De nieuwsbrief wordt gecoördineerd door Marin Kuijt en Peter van Dam.
Het koloniale huwelijk tussen de staat en de fossiele brandstoffen
“Innige samenwerking ministerie en NAM bij gaswinning,” kopte de NOS. “Overheid en de NAM waren twee handen op één buik,” berichtte Follow the Money. De parlementaire enquête naar Groningen en onderzoeksjournalistiek tonen dag na dag de innige verstrengeling tussen de staat en de NAM aan. Bij de gaswinning zijn publieke en private belangen in elkaar gaan overlopen.
De publiek-private constructie rondom gaswinning wordt het gasgebouw genoemd. De staat is niet de huisbaas die in dit gebouw kamers verhuurd aan gasbedrijven onder strenge voorwaarden. Integendeel, de staat en de bedrijven bewonen dit gebouw als een getrouwd stel. Zoals in ieder huwelijk lopen de financiële belangen in elkaar over, zoals deze infographic van het Financieel Dagblad duidelijk maakt.
Financieel Dagblad 20-11-2014
Het huwelijk tussen de staat en de fossiele brandstoffenindustrie heeft enorme gevolgen. Het stond onafhankelijk toezicht naar de gaswinning in Groningen in de weg en heeft zo bijgedragen aan het leed van de Groningers. Als de staat zelf betrokken is bij de gaswinning, kan die moeilijk ook toezicht houden. Of zoals Bakema et al, het formuleren “the Dutch state has contradictory roles simultaneously striving for profitable gas revenues and guaranteeing the safety of the population.” Daarnaast is het huwelijk een obstakel voor de energietransitie, zoals transitiewetenschappers betogen. De institutionele en financiële ontkoppeling van de staat en bedrijven als Shell is een voorwaarde voor een duurzame toekomst.
Maar waar is dit huwelijk gesloten? Waar komt de vervlechting van publieke en private belangen in de energiesector vandaan? Vaak zoeken we het antwoord op deze vragen te dichtbij huis en in het nabije verleden. We moeten echter een eeuw terug in de tijd naar Nederlands-Indië om te begrijpen hoe dit werkt.
In 1935 sprak een ambtenaar topmannen van Shell, generaals en hoge ambtenaren toe op Sumatra:
Waar ik hier spreek van het huwelijk … mag ik wel zeggen, dat de verhouding tot de BPM [Bataafsche Petroleum Maatschappij, dochteronderneming Shell, red.] door ons op hoogen prijs wordt gesteld, daar deze verhouding ons in staat stelt, van alle beschikbare voordeelen te profiteeren. In één woord … kunnen wij het noemen een gelukkig huwelijk.
De ambtenaar sprak bij de opening van een nieuwe pijpleiding van de Nederlands-Indische Aardolie Maatschappij (NIAM). NIAM is een van de koloniale voorlopers van de NAM. Na eindeloze discussies richtten de staat en Shell in 1921 NIAM op. Het bedrijf zag er als volgt uit:
De Nederlandse (koloniale) staat was dus mede-eigenaar van een oliebedrijf. Deze constructie was een compromis tussen socialisten en sociaaldemocraten die een staatsoliebedrijf wilden en conservatieve en liberalen die Shell liever zelf olie lieten oppompen. Geen van beide kampen kon de overhand krijgen en dus sloten ze een compromis: Shell en de staat zullen samen olie gaan winnen. Dit is het huwelijk waar de ambtenaar over sprak.
In de jaren dertig verschoven de krachtsverhoudingen tussen deze twee kampen. Onder toeziend oog van premier Colijn, voormalig directeur van Shell-dochter BPM, richtte Shell een nieuw bedrijf op in Nederlands-Indië, maar dit keer onder heel andere voorwaarde;n. De Nederlandsche Nieuw Guinea Petroleum Maatschappij (NNGPM) had de volgende structuur
De staat was ditmaal geen aandeelhouder, maar kreeg 10% van de winst. Dit was een nieuwe variant in de verstandhouding tussen oliebedrijven en de staat. Het obscure NNGPM is belangrijk, omdat het de directe voorloper van de NAM is qua bedrijfsstructuur.
In 1947 richtte Shell en Standard Oil de Nederlandse Aardolie Maatschappij op om olie te winnen in Zuidoost Drenthe bij het dorp Schoonebeek. De bedrijfsstructuur van de NAM op dat moment was exact gelijk aan die van NNGPM, behalve dat Far Pacific Investments geen aandelen had. Shell en Standard Oil (later Exxon Mobil) hadden evenveel aandelen en de staat kreeg 10% van de winst van het bedrijf. Dit was nog nooit voorgekomen in Nederland. De staat had nog geen percentage van de winst gekregen (buiten belastingen om) van een privaat bedrijf. Deze constructie is dus uit de kolonie komen overwaaien.
Het gasgebouw is een combinatie van de structuren van NIAM en NNGPM. De staat ontvangt een percentage van de winst van NAM. Daarnaast is de staat medeaandeelhouder in bedrijven, zoals de afbeelding van het Financieel Dagblad duidelijk maakt. Het koloniale framework van publieke en private aandeelhouders en deals over het delen van winst vormden de basis voor het gasgebouw. Het enige verschil is dat het in Groningen om heel veel meer geld gaat. Om het gas en de miljarden in goede banen te leiden hebben de staat, Shell en wat nu Exxon Mobil is meerdere ondoorzichtige constructies opgezet. Bij NIAM, NNGPM en NAM in de vroege jaren ging het hooguit om enkele tientallen miljoenen aan winst. In Groningen ging het om miljarden. Organisatorisch delen de bedrijven echter dezelfde structuur.
Tot nu toe zien we ‘Groningen’ als een Nederlandse ramp. De wortels van de ramp rijken echter verder dan Nederland en dieper terug in de tijd dan we denken. Als de verwevenheid van staat en bedrijfsleven in het gasgebouw deels oorzaak is van de Groninger ramp, dan moeten het publieke en het private domein weer gescheiden worden. Deze korte genealogie laat zien dat dit geen gemakkelijke taak is. Instituties die na al een eeuw met elkaar verweven zijn, zijn niet gemakkelijk te ontkoppelen. Toch zou het beter zijn als er nu een einde komt aan de gevaarlijke vermenging van belangen van particuliere bedrijven en de overheid.
Niet alleen de bedrijfsstructuur van de NAM kent een langere geschiedenis dan we denken, ook de vervuiling en milieuschade is al begonnen in Nederlands-Indië. In een volgende nieuwsbrief zal ik dit aspect belichten, maar eerst volgen er andere bijdragen van andere historici. Volgende week beschrijven Jouke Turpijn en Peter van Dam hoe de tunnelvisie van wetenschappers de nadelen van gaswinning lang buiten beeld hielden en hoe onze kijk op de gaswinning de afgelopen jaren razendsnel is verschoven.
Auteur: Marin Kuijt is promovendus aan de UvA. Zijn onderzoek gaat over hoe de koloniale geschiedenis van olie- en gaswinning in Nederlands-Indië het voorbeeld vormde voor de olie- en gasindustrie in Nederland. @kuijtmarin
I'm heni lecturer from Indonesia. I need lots of time to translate the article in English. However your article quite interesting. Hoply there are opportunity to share knowledge between Amsterdam university with our university in environment issue .