Klimaat en de Koude Oorlog
Waar staan we na de stortvloed van verhoren van de parlementaire enquête over de gaswinning in Groningen? Waar letten we op als de commissie begin 2023 haar rapport publiceert? Iedere week bieden leden van de onderzoeksgroep Environment & Society aan de Universiteit van Amsterdam perspectief op het heden en verleden van de gaswinning. Ons doel is om het publieke debat over gas aan te jagen, te verruimen, te verdiepen en van kritische kanttekeningen te voorzien. De komende weken verschijnen er edities over de vergeten rol van water in ramp in Groningen en een interview met Matt Huber over de sociale strijd in regio. Deze week zoomt Ruud van Dijk uit en schrijft hij over energie, de Koude Oorlog en klimaatverandering.
De Koude Oorlog, energie, en klimaatverandering
De Koude Oorlog was een strijd tussen twee elkaar naar het leven staande systemen. Inzet waren de koers en de aard van de moderne wereld. De komst van kernwapens en het ontbranden van de kernwapenwedloop in een periode van minimaal diplomatiek contact tussen de grote spelers maakte vooral de vroege Koude Oorlog een gevaarlijke en spannende tijd. Bij de militarisering van het conflict, maar juist ook omdat beide kampen beloofden dat het eigen model de grootst mogelijke welvaart en rechtvaardigheid voor het grootst mogelijke aantal mensen kon leveren, waren economische prestaties cruciaal. In zowel het Westerse kamp als het communistische, en gaandeweg ook in wat toen de Derde Wereld werd genoemd, draaide de economie op fossiele brandstoffen. Het hele tijdperk van de Koude Oorlog past in het tijdperk waarin de mensheid zich in toenemende mate heeft bediend van kolen, olie, en gas. Je kunt de Koude Oorlog ook tegen die achtergrond in beeld brengen:
Door de centrale rol die vooral olie speelde in de wereld na de Tweede Wereldoorlog, raakte energie verweven met de Koude Oorlogsrivaliteit tussen de Verenigde Staten en de Sovjetunie, en hun respectievelijke bondgenoten. Energiebeleid, hoewel niet samenvallend met het Oost-West conflict, werd mede bepaald door Koude Oorlogsoverwegingen van de grote spelers, al was het maar vanwege de behoeften van de krijgsmacht. De Koude Oorlog werd op zijn beurt gevormd door geopolitieke beslissingen waarbij toegang tot energiebronnen een belangrijke rol speelde. Het beste voorbeeld hiervan is waarschijnlijk het Amerikaanse Midden-Oostenbeleid, van de beroemde overeenkomst tussen President Franklin Roosevelt en Koning Abdul Aziz ibn Saud van Saudi-Arabië in 1945, via een serie politieke en militaire interventies, tot de eerste Golfoorlog, 1990-1991. Maar energie werd ook als moderniserings- en propagandawapen ingezet, zoals bij VS President Dwight Eisenhower's Atoms for Peace initiatief uit 1953.
Roosevelt en Abdul Aziz ibn Saud
Maar ook al vervulde kernenergie een tijdje de rol van veelbelovend alternatief, het ging vooral om olie, al kwam daar later ook aardgas bij. De Tweede Wereldoorlog had het cruciale belang van olie aangetoond voor de militaire kracht van een land; de wederopbouw en systeemrivaliteit na 1945, steeds meer samenvallend met de groei van de consumptiemaatschappij en verzorgingsstaat, onderstreepten de even grote betekenis voor de civiele economie. Langzaam maar zeker tijdens de Koude Oorlog raakten eerst Westerse landen, en erna landen elders, verslaafd aan buitenlandse olie. Dit is misschien de belangrijkste erfenis op energiegebied uit die tijd. Toegang tot olievelden--in het belang van de eigen economie en krijgsmacht, de investeringen en investeringsmogelijkheden van Westerse oliemaatschappijen, maar ook de welvaart van cruciale bondgenoten in Europa en Oost-Azië--was voor de Verenigde Staten vanaf het begin van het Oost-West conflict een hoofdbelang.
De doelstelling om zo de tegenstander invloed in vooral het Midden-Oosten te ontzeggen was daar altijd onlosmakelijk mee verweven. In de crises rond Iran en Turkije van 1946, en de ontwikkelingen in Zuidoost-Europa begin 1947 (Britse terugtrekking uit de Griekse Burgeroorlog), die gezamenlijk leidden tot de Truman Doctrine en het Marshall Plan--ofwel de afkondiging van het indammingsbeleid (Containment) tegenover het Sovjet-communisme, ofwel de Amerikaanse koude oorlogsverklaring, stonden voor Washington de olievelden in het Midden-Oosten centraal. Stalin mocht in de zogenaamde northern tier geen voet aan de grond krijgen, vooral ook omdat de West Europeanen voor hun wederopbouw afhankelijk waren van olie uit deze regio. Ongeveer 10% van de Marshallhulp werd eraan besteed, via Westerse bedrijven actief in landen als Iran en Saudi-Arabië.
Olie verklaart lang niet alles van het Amerikaanse, of Westerse, Midden-Oostenbeleid tijdens de Koude Oorlog, al was het maar omdat elk land en elke crisis op eigen voorwaarden begrepen moet worden. Naast olie waren militair-strategische factoren sowieso belangrijk, net als cultureel-ideologische, zeker waar het ging om banden met Israël. Maar ook de omgang met Arabisch nationalisme (net zoveel een Noord-Zuid thema als een olieverhaal in de Koude Oorlog) was een factor. Verder telden percepties, zoals op zoveel plaatsen in de wereld. Hoewel het er objectief beschouwd misschien niet altijd zoveel toe deed wie er aan de macht was in een olieproducerend land (uiteindelijk komt het goedje op de wereldmarkt als er geld aan verdiend moet worden), wilden regeringen in Washington na de tegenslagen in het Oost-West conflict rond 1950 (Sovjet atoombom; communistische revolutie in China; Korea oorlog) steeds minder risico's nemen. De Iraanse regering onder Mohammad Mossadegh was geen vriend van de Sovjetunie, maar zij was wel principieel onafhankelijk en vastbesloten meer van de opbrengsten van de uit eigen bodem gewonnen olie in eigen land te houden. Of Iran door dit alles kwetsbaar werd voor communistische/Sovjet invloed valt te betwijfelen, maar in 1953 besloot de regering Eisenhower dat het risico te groot was, ondanks het feit dat Mossadegh via open en democratische verkiezingen aan de macht was gekomen (CIA geactiveerd; exit Mossadegh; welkom Shah Mohammad Reza Palavi).
Ook voor de Sovjetunie was olie na de Tweede Wereldoorlog steeds belangrijker, zowel voor de eigen economie als in het buitenlandse beleid. Omdat de eigen olie-industrie tot de oorlog onderontwikkeld was, en omdat er in 1946-1947 in Iran geen concessie te halen viel, moest Moskou, in plaats van de eigen Europese bondgenoten te ondersteunen, een van hen (Roemenië) uitmelken. Pas vanaf midden jaren '50 werd de Sovjetunie exporteur van olie (later ook gas), en olie werd door Moskou ingezet om vrienden te maken, of te behouden, in de Derde Wereld. Een goed voorbeeld is het Cuba van Fidel Castro. Maar ook Westerse landen namen olie af van de Sovjets.
De Derde Wereld was op energiegebied veel meer dan de ontvanger van de bemoeienis van de grote spelers. Door de oprichting van de organisatie van olieproducerende en exporterende landen, OPEC, in 1960 (voortkomend uit een initiatief van Venezuela, een van de grootste producenten in de naoorlogse periode), en vooral de nationalisaties en prijsverhogingen die OPEC-landen na 1970 doorvoerden, werden zowel de internationale energiemarkten als de Westerse economieën danig opgeschud. De Sovjetunie profiteerde van de ongeveer viervoudige verhoging van de olieprijs tussen 1971 en 1979 en leek zo in staat om naast het in stand houden van de eigen invloedssfeer ook allerlei verplichtingen jegens nieuwe vrienden in de Derde Wereld op zich te nemen. In de VS en West-Europa leidden OPEC's acties, in de woorden van President Jimmy Carter, tot een "vertrouwenscrisis." Toen Carter deze "malaise"-rede hield in 1979, waren er nog wel andere zaken gepasseerd in de Koude Oorlog waardoor het Westen, ook in eigen ogen, de weg een beetje kwijt leek. Denk aan de Amerikaanse nederlaag in Vietnam, of de val van de Shah in Iran. Maar de energiecrisis droeg zeker bij aan het crisisgevoel.
De oliecrisis
De energiecrisis van de jaren '70 viel samen met een dooiperiode in de Koude Oorlog, détente, en zij droeg uiteindelijk ook bij ("malaise") aan de uitholling van de ontspanning tussen Oost en West. Onderdeel van détente was de Westduitse Ostpolitik, een beleid gericht op een geleidelijk uitvlakken van de scheidslijnen in Europa en Duitsland. Vanuit een erkenning van de Sovjet invloedssfeer konden, was de verwachting, economische en andere verbindingen ontwikkeld worden tussen Oost en West die gaandeweg de onderlinge belangenverstrengeling en verstandhouding zo zouden verbeteren, dat de Koude Oorlog irrelevant werd. Behalve de regeringen van Willy Brandt en Helmut Schmidt in Bonn, geloofde in Washington ook President Richard Nixon dat Moskou op deze manier tot een soort partner kon worden omgekocht. Hoe dan ook, zeker in Europa werd in de loop van de jaren '70 energie een groeiend onderdeel van de voorziene economische verstrengeling, in de zin dat West-Europeanen energie (aardgas) zouden afnemen van de Sovjetunie.
Hier drong de Koude Oorlog zich snel op als potentiële spelbreker. Aan het einde van het decennium begon de VS zich onder invloed van onder meer de Sovjetinvasie van Afghanistan (waren de Russen weer op zoek naar invloed in de northern tier?) af te wenden van détente. In 1981 zorgde de nieuwe Reagan regering voor een heuse crisis in de transatlantische betrekkingen. Zij sprak zich niet alleen uit tegen de diverse pijplijnprojecten die de West-Europese bondgenoten in samenwerking met Moskou aan het ontwikkelden waren voor het transport van Russisch gas, de regering schermde ook met sancties tegen West-Europese bedrijven die erbij betrokken waren. In de loop van 1982 wisten de bondgenoten een breuk te voorkomen, misschien ook omdat voor deelnemende Europese landen het aandeel van aardgas uit de Sovjetunie slechts een minderheidsonderdeel uit zou maken van de totale energievoorziening. Verder was ook in dit geval energie maar een van de vele factoren die regeringen in de Westerse hoofdsteden, inclusief Washington, in overweging namen bij het formuleren en uitvoeren van het Koude Oorlogsbeleid.
In 1984 werd de Urengoy-pijplijn van de Sovjetunie naar de Bondsrepubliek voltooid. Dit was niet lang nadat de olieprijzen op de wereldmarkt een gestage daling hadden ingezet als gevolg onder meer van het beschikbaar komen van nieuwe oliebronnen, mede veroorzaakt door de ontwikkeling van nieuwe winningstechnieken. Die prijsdaling had grote gevolgen voor de Sovjetunie, waar wegvallende inkomsten uit de energie-export de realiteiten van Moskou's imperial overstretch blootlegden: de Sovjetunie had tijdens de Koude Oorlog veel meer verplichtingen op zich genomen dan de eigen economische basis kon dragen. Deze realiteit droeg het jaar erop eraan bij dat de nieuwe leider van het land, Michael Gorbatsjov, hervormingen van zowel het buitenlandse als het binnenlandse beleid als onvermijdelijk zag.
De wereld was inmiddels zodanig aan het veranderen, dat de oude Koude Oorlogstegenstellingen steeds minder relevant leken. De op Westerse leest geschoeide en door de VS gestuurde internationale orde werd op politiek en economisch terrein steeds meer de norm. Ook communistisch China was zich eind jaren '70 gaan voegen in een nieuw globaliseringsproces. Gorbatsjov hoopte dat zijn land op eigen wijze hetzelfde zou kunnen doen. Dat mislukte, en rond 1990 kwam er een einde aan de Koude Oorlog. Ongeveer op hetzelfde moment bereikten klimaatwetenschappers een consensus over de gevaren voor de planeet van door de mensheid veroorzaakte klimaatverandering. Maar op hetzelfde moment in november 1989 toen de Berlijnse Muur viel, slaagde de internationale conferentie van milieuministers in Noordwijk aan Zee er niet in om afspraken te maken over een beperking van CO2-uitstoot. Ondanks de groeiende onderlinge mondiale verbintenissen en afhankelijkheden, en ook al kon er inmiddels gesproken worden van een enkele internationale orde, bleef de werelds afhankelijkheid van fossiele brandstoffen onveranderd.
Ruud van Dijk is universitair docent geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam