Waar staan we na de stortvloed van verhoren van de parlementaire enquête over de gaswinning in Groningen? Iedere week bieden leden van de onderzoeksgroep Environment & Society aan de Universiteit van Amsterdam perspectief op het heden en verleden van de gaswinning. Ons doel is om het publieke debat over gas aan te jagen, te verruimen, te verdiepen en van kritische kanttekeningen te voorzien. Deze week analyseren Jouke Turpijn en Peter van Dam hoe de geschiedschrijving over de gaswinning lang vasthield aan een eenzijdig succesverhaal. Ook deze tunnelvisie van historici begon pas de afgelopen jaren te wankelen.
Kantelende geschiedenis
Waarom hebben historici de gaswinning in Groningen zo lang als een succes gezien? Hoe hebben de aardbevingen dit beeld doen wankelen? En is de nieuwe visie op Groningen wel radicaal genoeg? In een tweeluik van Tot op de bodem nemen we de relatie tussen geschiedschrijving en Groningen onder de loep. Vandaag schrijven Jouke Turpijn en Peter van Dam over hoe historici omgegaan zijn met Groningen. Volgende week schrijft Peter van Dam over hoe Groningen onze blik op de twintigste eeuw radicaal zou moeten veranderen.
-
Waarom heeft de wetenschap zich jarenlang verkeken op de gevaren van de Groningse aardgaswinning? Jurre van den Berg constateerde onlangs in De Volkskrant een “grondig gebrek aan expertise” en tunnelvisie bij de NAM, maar ook bij instituten zoals het KNMI, TNO en het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM). Zelfs de aardschok van 3,6 op de schaal van Richter op 16 augustus 2012 bij Huizinge liet het perspectief niet kantelen. Dat gebeurde pas dankzij het werk van de seismoloog Annemarie Muntendam-Bos die pas net bij SodM werkte. Haar berekeningen zetten het gasdossier volledig op zijn kop: de bevingen zouden in aantal en kracht toenemen, waarbij zelfs een klap van 5,0 op de schaal van Richter niet ondenkbaar was.
Daarna ging het snel, althans bij de wetenschappers. Het ene na het andere onderzoek bevestigde de risico’s op aardbevingen. Dat bracht ironisch genoeg weer een ander probleem met zich mee: “Vóór Huizinge was er te weinig kennis, na Huizinge ontwikkelde het kennisniveau zich zo snel dat beleid het niet kon bijbenen,” aldus Van den Berg.
Wetenschappers en bestuurders liepen elkaar in de weg waardoor het besluit om de gaskraan definitief dicht te draaien pas begin 2018 genomen werd. Eric Wiebes blikt voor de enquêtecommissie bijna tevreden terug op dat besluit: “De veiligheid heeft gewonnen van het geld.” Maar het duurde schrijnend lang totdat wetenschappers, gaswinners en bestuurders oog kregen voor die veiligheid.
Ook historici zijn lang blind geweest voor de schade die de gaswinning mensen en milieu berokkende. De geschiedenis van de gaswinning in Nederland ging tot voor kort vooral over de technische en bestuurlijke aspecten van gaswinning en over de vooruitgang die ermee gepaard ging. Techniek in Nederland in de 20ste eeuw uit 2000 kan als standaardwerk over dit onderwerp gelden.
Het boek verhaalde in geuren en kleuren over de vondst van de gasvelden, de geheimzinnigheid van oliebedrijven en de Nederlandse overheid en de onderhandelingen tussen de NAM en het Ministerie van Economische Zaken. Als “revolutie” betitelden de auteurs de snelle uitbouw en ombouw van de technische infrastructuur die nodig was om het aardgas te kunnen gebruiken: de aanleg van gasleidingen door heel het land, het geschikt maken van vijf miljoen gasfornuizen voor aardgas, de populariteit van centrale verwarming en de en de massale overstap van bedrijven en fabrieken op deze nieuwe bron van energie. Binnen een decennium veranderde het dagelijks leven ingrijpend, net als de internationale positie van de Nederlandse economie. Auteurs Jan Pieter Smits en Ben Gales concludeerden dat de nieuwe bron van goedkope energie de komst van een energie-intensieve economie en snelle economische groei mogelijk maakte.
Schaduwkanten van de introductie van aardgas bleven grotendeels buiten beeld. In vergelijking met kolen en olie was aardgas juist een “schone” brandstof, een extra argument voor bedrijven om over te stappen. Toch waarschuwden Smits en Gales in 2000 wat omslachtig:
Duidelijk is dat de milieubelastende groei, die voor een zo sterke stijging van de materiële welvaart zorgde, de kwaliteit van het bestaan belastte. Voorts is het heel wel mogelijk dat het onverantwoord interen op het zogenaamde ecologische kapitaal op de (middel)lange termijn een hypotheek op het groeivermogen van de economie zal leggen. In de jaren zestig en zeventig plukten de toenmalige generaties de vruchten van de grote economische groei, terwijl de milieukosten die verbonden waren met deze groei werden doorgeschoven naar toekomstige generaties. De precieze omvang van de kosten verbonden met het ongedaan maken van de milieuschade is nog onbekend.
Het lijdt nauwelijks twijfel dat deze kosten zwaar op de economie zullen drukken en veel technisch vernuft zullen vragen. (p. 111)
Vergelijken we dit geschiedbeeld met onze huidige inschatting, dan komen belangrijke elementen van het wereldbeeld naar voren die ook andere wetenschappers en bestuurders blind maakten voor de grote schade en de risico’s die aardgaswinning met zich meebracht. Vooruitgang op het gebied van de techniek, economische groei en het gebruik van fossiele brandstoffen werden niet betwijfeld. De bijbehorende risico’s waren daarom aanvaardbaar en beheersbaar.
Eerste barstjes in deze overtuiging zagen we bij Gales en Smits al opborrelen. Opvallend is dat rond 2000 de nadelige gevolgen voor het milieu meer aandacht kregen dan de sociale impact. De canon van Nederland uit 2006 wijdde één van de vijftig vensters aan “de gasbel,” “een zegen voor de Nederlandse economie” volgens de auteurs. Wel wezen zij op de eindigheid van deze bron en op de bezwaren van milieuactivisten tegen het aanboren van nieuwe gasvelden:
Hun bezwaren richten zich niet tegen gebruik van aardgas - het is immers een schone brandstof - maar tegen rustverstoring, horizonvervuiling en vooral bodemdaling in Nederlands belangrijkste natuurgebied, de Waddenzee.
Een weifelende paradigmaverschuiving is te zien in de vernieuwde canon van 2020, waarin het venster is vervangen door “kolen en gas.” Nu stonden niet de bezwaren van de milieubeweging, maar die van de Groningers voorop:
De laatste jaren nemen de bevingen in sterkte toe en hebben ze ernstige schade aan woningen en andere gebouwen tot gevolg. Dat zorgt voor onrust onder de Groningers, die verschillende protesten tegen de aardgaswinning organiseren. De overheid wil de gaskraan in 2022 helemaal dichtdraaien.
Zo’n voorzichtige verschuiving zien we ook in andere recente publicaties over de geschiedenis van de gaswinning. Strategisch adviseur Sven Ringelberg beschouwde in De Nederlandse aardgastransitie (2021) de huidige problemen rondom de gaswinning vooral als aanleiding om nogmaals zo’n ingrijpende en inspirerende overgang op touw te zetten, maar dit keer naar duurzame energie. Ook journalist Emiel Hakkenes bleef gas als bodemschat bestempelen die van Nederland een welvarend land had gemaakt. Hij vond het vooral schrijnend dat de Groningers zelf niet in die welvaart mochten delen:
Zeventig jaar lang kwam de rijkdom onder hun huizen, kerken en boerderijen vandaan. Wat ze ervoor terugkregen, was een bevende bodem, die zorgde voor scheuren in hun huizen en hun harten. Op alle manieren voldeed dit aan de definitie van leed – het leed van ongelijkheid, onrecht en onverschilligheid.
Ook de NAM zelf ontkwam niet aan de kantelende geschiedenis. In 2009 was het vijftig jaar geleden dat het Groningse gasveld ontdekt werd. Joep Schenk en Petra Timmer schreven in opdracht van het bedrijf het boek Groningen-Gasveld vijftig jaar. Van de 224 pagina’s gingen er welgeteld 2,5 over “aardschokken” met als belangrijkste conclusie dat er “geen aanleiding tot verontrusting” was. De bevingen waren in Noord-Nederland immers minder sterk dan elders, de NAM betrachtte altijd “openheid [als] beste remedie tegen foutieve berichtgeving en verdachtmakingen” en “het standpunt van NAM is duidelijk en stevig onderbouwd: gaswinning […] veroorzaakt geen of nauwelijks schade aan gebouwen.” (98-99)
Recensenten merkten toen ook al op dat het boek “volstrekt niet kritisch” en “naïef” was, maar dat zou de feestvreugde niet bederven, zoals de titel van een ander jubileumboek uit 2009, uitgegeven door GasTerra, onderstreepte: Onzichtbaar goud. De betekenis van 50 jaar aardgas voor Nederland.
Deze halve gouden eeuw zou niet veel later zwart kleuren. De NAM viert dit jaar haar 75ste verjaardag, maar het feestje is bescheiden. De door haarzelf gefinancierde documentaire NAM 75 jaar bron van energie gaat voor ongeveer een derde over de aardbevingen. Aan het slot stelt Strategisch Energie Expert Lucia van Geuns: “De eerste 65 jaar heeft de NAM veel welvaart gebracht en de laatste 10 jaar veel verdriet. Dus eigenlijk een lach en een traan voor de bewoners, de NAM en de staat.” Toch spreekt CEO Johan Atema zijn overtuiging uit “dat wij als bedrijf hier sterker uit zijn gekomen en veel lessen hebben geleerd.”
Gaat deze verschuiving van het perspectief wel ver genoeg? Cabaretier Freek de Jonge ging bij De wereld draait door al in 2017 een stap verder. Hij vergeleek ‘Groningen’ met de watersnoodramp van 1953 en bestempelde de situatie als “het grootste schandaal na de oorlog:”
Zeeland, 1953, dijken doorgebroken, daar heel veel tragedie, veel doden, maar we hebben toen als heel land gezegd: we gaan Zeeland er bovenop helpen. Dijken dicht, niet alleen de dijken dicht, waterwerken, ingenieurs, innovatie, we zijn nu leidend geworden over de hele wereld […] We zouden in Groningen precies hetzelfde kunnen doen.
Staan we pas aan het begin van de paradigmaverschuiving? Was de gasexploitatie geen zegen met wat schaduwkanten maar een regelrechte ramp? Wat als we bedenken dat de gaswinning in Groningen een economie aanjoeg die door het massale verbranden van fossiele brandstoffen een ongekende klimaatverandering voortstuwde? Peter van Dam zal hier in de volgende editie van deze nieuwsbrief nader op ingaan. In het licht van de parlementaire enquête over de aardgaswinning zullen we ook onze geschiedenis opnieuw moeten schrijven.
Jouke Turpijn is universitair docent Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam.
Peter van Dam is coördinator van de onderzoeksgroep ‘Environment & Society: Contestation & Goverance’ en universitair docent Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam.
Mooi stuk Jouke. Het lijkt me de moeite waard om eens verder te kijken naar de manier waarop dit kantelende historische beeld van Groningen de prioriteiten van wetenschappers heeft gevormd. (Misschien is dit iets wat ik zelf moet doen.) Het Volkskrant-artikel van Jurre van den Berg maakt goed duidelijk hoe toevallig het was dat Annemarie Muntendam-Bos beschikte over de kennis om bij TNO onderzoek te doen naar de opwekking van aardbevingen. Wellicht was de kennis van "geïnduceerde aardbevingen," zoals ze dat noemen, lang geen prioriteit bij opleidingen in de Aardwetenschappen in Nederland, juist omdat de de identiteit van Nederlandse aardwetenschappers zou sterk verbonden wat met de successen van gas- en oliewinning door Nederlandse bedrijven (en de staat, om nog even terug te grijpen op Marins stuk van vorige week). Maar dit is nog iets om verder uit te zoeken.