Deze week een interview over de strijd tegen gaswinning en wie die zou moeten voeren. Volgende week gaan we verder in op de strijd van de Groningers met een stuk van Carolina Valladares die onderzoek doet naar milieu-activisme in Groningen en Ecuador.
Waar staan we na de stortvloed van verhoren van de parlementaire enquête over de gaswinning in Groningen? Waar letten we op als de commissie begin 2023 haar rapport publiceert? Iedere week bieden leden van de onderzoeksgroep Environment & Society aan de Universiteit van Amsterdam perspectief op het heden en verleden van de gaswinning. Ons doel is om het publieke debat over gas aan te jagen, te verruimen, te verdiepen en van kritische kanttekeningen te voorzien.
‘Heb het niet over minder vliegen, maar over meer bestaanszekerheid’
De klimaatpolitiek van arbeiders en werkenden
Een interview met Matt Huber
De vorige nieuwsbrief eindigde met een oproep tot solidariteit met de Groningers. Groningen is één van de weinige voorbeelden van een succesvolle strijd tegen fossiele brandstoffen en de fossiele industrie in Nederland. Dat de gaskraan ondanks een crisissituatie niet verder opengaat, is een opmerkelijke overwinning van de activisten uit de regio Groningen. Maar ondanks die overwinning is er ook veel nog niet bereikt. Ik sprak met Matt Huber over activisme tegen de fossiele industrie.
Matt Huber, een Amerikaanse geograaf en auteur van het net verschenen boek Climate Change as Class War, pleit ervoor om sociale bewegingen tegen de fossiele industrie en klimaatverandering op een nieuwe leest te schoeien. Volgens hem zou de klimaatbeweging uit de werkende klasse moeten bestaan. Die beweging moet strijden voor een anti-carbon democracy, een democratie die werk maakt van een klimaatneutrale samenleving in plaats van het gebruik van fossiele brandstoffen aan te blijven jagen.
Wat is een ‘anti-carbon democracy’?
Het idee is simpel: we moeten een meerderheid van de bevolking mobiliseren om de weg naar een duurzame samenleving in te slaan. Deze meerderheid moet niet alleen de constante verleiding om toch weer in fossiele brandstoffen te investeren weerstaan, maar ook het momentum voor de energietransitie in stand houden. We kunnen deze meerderheid alleen formeren als klimaatverandering een probleem wordt dat de werkende klasse aanspreekt. Mensen uit de middenklasse hebben het over minder consumeren: we moeten minder vliegen en minder vlees eten. Dit is voor veel mensen in de middenklasse geen populaire boodschap, maar deze boodschap resoneert al helemaal niet bij mensen met een laag inkomen. We moeten aan de meerderheid van de samenleving duidelijk maken dat het aanpakken van klimaatverandering leidt tot meer zekerheid en een betere levensstandaard.
Sommige van de gilet jaunes hadden een mooie slogan: “Het einde van de wereld en het einde van de maand – hetzelfde systeem, hetzelfde gevecht.” De uitbuiting van arbeiders en de aarde is onderdeel van het kapitalisme. Als we dit systeem aan banden weten te leggen valt er een hoop te winnen. Meer controle over onze energievoorziening is een voorbeeld hiervan. Nu worden in de energiesector enorme winsten geboekt. Als we democratische controle over onze energievoorziening hadden, dan zouden we om te beginnen het probleem met de winsten niet hebben en dat zou weer resulteren in lagere energieprijzen.
Het verzet tegen het gebruik van fossiele brandstoffen in Nederland is tot nu toe vooral in Groningen geweest. In ‘Climate Change as Class War’ gaat het weinig over zulke kleinschaligere acties. Wat zijn volgens jou de beperkingen van lokaal activisme?
Lokale activisten strijden tegen dezelfde tegenstander als nationale en internationale klimaatbewegingen: het (fossiele) kapitaal. De grote oliebedrijven maken winst door fossiele brandstoffen uit de grond te halen en te verkopen. Vervolgens worden die brandstoffen door andere bedrijven gebruikt voor de productie van producten die worden verkocht met het doel om winst te maken. Dit is het systeem dat lokaal schade aanricht, maar ook wereldwijd leidt tot klimaatverandering.
Op dit moment is het vooral een coalitie van NGO’s, juristen en lokale activisten die strijdt tegen de belangen van de fossiele industrie. Deze coalitie kan overwinningen boeken, maar zal nooit sterk genoeg zijn om het grotere systeem aan te pakken, omdat ze altijd in de minderheid zal zijn. Wat we nodig hebben is een grote, brede beweging die in de meerderheid is. We moeten de systemen en structuren die klimaatverandering veroorzaken op een democratische manier zien te reguleren en desnoods ontmantelen. Deze meerderheid zullen we alleen vinden als we de werkende klasse onderdeel maken van de milieubeweging.
Bij de parlementaire enquête over Groningen ging het veel over kennis. Wie wist wat op welk moment over de gevaren en gevolgen van gaswinning? In de vorige editie van Tot op de Bodem wees Hannah Porada op het belang van de strijd om kennis in de omgang met de waterhuishouding en Groningen en de compensatie van schade. Wat is het probleem volgens jou met de nadruk leggen op kennis?
Kennis over de gevolgen van gaswinning en klimaatverandering is heel belangrijk. We mogen er alleen niet te veel nadruk op leggen. We hebben te maken met een kapitalistisch systeem dat fossiele brandstoffen gebruikt om winst te maken en daarmee de planeet enorme schade berokkend. Het gaat hier dus om een materiële strijd tegen de belangen, infrastructuur en beleggingen van het fossiele kapitaal. Ik vind het wonderbaarlijk dat sommige mensen zo veel aandacht besteden aan wat Exxonmobil, Shell of overheden wel of niet wisten over klimaatverandering of de gevolgen van winningsactiviteiten. Deze organisaties zijn niet machtig omdat ze kennis kunnen manipuleren. Ze zijn machtig omdat ze beschikken over olie- en gasbronnen en daar moeten we onze pijlen op richten.
De fixatie op kennis is een gevolg van de huidige samenstelling van de milieubeweging. Voornamelijk hoger opgeleiden, of wat we in Amerika de professional managerial class noemen, zijn actief in deze beweging. Zij hechten veel waarde aan kennis en wetenschap. Slogans als belief the science appelleren aan deze klasse en veronderstellen dat andere kennis leidt tot andere handelingen. Dus als we allemaal weten wat de gevolgen van gaswinning zijn, dan gaan we beleidsaanpassingen doorvoeren. Voor de meerderheid van de bevolking zijn kennis en wetenschap echter helemaal niet zo belangrijk. Daarnaast wordt het beleid van oliemaatschappijen bepaald door winst en niet door kennis over de kosten die die winst veroorzaakt. Te veel nadruk leggen op de politiek van kennis is een doodlopende weg.
Je stelt dat de werkende klasse een groter aandeel in de klimaatbeweging moet krijgen. Hoe ziet die rol eruit? En kunnen werknemers in de fossiele industrie een rol spelen?
Met de werkende klasse bedoel ik iedereen die moet werken om rond te komen. We kunnen nog een verder onderscheid maken tussen de professional managerial class (PMC) en arbeiders. Ze zijn allebei afhankelijk van loon of ander inkomen dat ze krijgen in ruil voor het werk dat ze doen. De PMC is niet fysiek betrokken bij productie, terwijl de rest van de werkende klasse dit wel is. Wat we nu zien is dat delen van de PMC enorm betrokken zijn bij de klimaatbeweging, maar arbeiders veel minder. Om een meerderheid te smeden moet ook de rest van de werkende klasse betrokken worden bij de beweging.
Bij de verbreding van de klimaatbeweging moeten mensen die in de olie- of gasindustrie werken ook een rol krijgen. Zij weten het meest over hun industrie en sector. We hebben hun kennis nodig om de transitie naar een duurzame wereld te bewerkstelligen. Dit vereist een andere manier van actievoeren. Nu blokkeren klimaatactivisten transporten naar fabrieken of bezetten winningslocaties. Hiermee verspelen we de kans op een alliantie met het personeel van olie- en gasbedrijven. De monteurs, chauffeurs en andere medewerkers voelen zich aangevallen, terwijl ze juist onze bondgenoten moeten worden.
Voor een boek met ‘Class War’ in de titel is het slotpleidooi in het boek voor een Green New Deal opvallend gematigd. Je pleit voor staatsinvesteringen in duurzame energie en roept vakbonden op om druk uit te oefenen op de industrie om te verduurzamen. Is een sociaaldemocratische agenda de oplossing?
We moeten ergens beginnen. Decennia van neoliberaal beleid hebben ons ver verwijderd van een wereld waarin we zelf beschikken en beslissen over de energievoorziening en industrie. De manier om zeggenschap terug te veroveren op een kleine kapitalistische klasse die profiteert van klimaatverandering is een grootschalige, publieke investeringscampagne in duurzame energievoorziening. Verder moeten we onze tijd steken in het organiseren van groepen arbeiders die druk in hun eigen sector kunnen uitoefenen om te verduurzamen. Een van de slogans van de energietransitie is electrify everything. Om van fossiele brandstoffen af te komen moeten heel veel dingen op elektriciteit gaan draaien. Arbeiders in deze sector hebben een strategische positie om druk uit te oefenen om van elektriciteit een publiek goed te maken en om de transitie aan te jagen. Dit kan het begin zijn van een bredere omslag; ik heb het daarom ook wel over socialisme in één sector. Het is dus tijd voor de milieubeweging om vakbonden en arbeiders serieus te gaan nemen. Zij zijn de sleutel tot de toekomst.
Matt Huber is hoogleraar geografie aan de Maxwell School of Citizenship and Public Affairs van Syracuse University. Climate Change as Class War: Building Socialism on a Warming Planet verscheen did jaar bij Verso. Eerder verscheen van zijn hand Lifeblood: Oil, Freedom, and the Forces of Capital bij Minnesota University Press.
Tekst: Marin Kuijt, promovendus aan de UvA