Waar staan we na de stortvloed van verhoren van de parlementaire enquête over de gaswinning in Groningen? Waar letten we op als de commissie begin 2023 haar rapport publiceert? Iedere week bieden leden van de onderzoeksgroep Environment & Society aan de Universiteit van Amsterdam perspectief op het heden en verleden van de gaswinning. Ons doel is om het publieke debat over gas aan te jagen, te verruimen, te verdiepen en van kritische kanttekeningen te voorzien.
Het sjeikeffect? De gevolgen van dekolonisatie voor de gaswinning in Groningen
Deze week een nieuwbrief over sjeiks en dekolonisatie. Waarom is er zo lang geheimzinnig gedaan over de verhoudingen tussen de staat en het bedrijfsleven in Groningen? Verschillende historici en journalisten wijten dit aan het “sjeikeffect.” Uit angst dat sjeiks in het Midden-Oosten meer geld van oliemaatschappijen gingen eisen naar aanleiding van Groningen, hielden de Nederlandse staat en de NAM hun afspraken geheim. Het probleem is dat dit concept de relatie tussen dekolonisatie en gas aan ons zicht ontneemt. Dit verband is belangrijk, omdat het laat zien dat Groningen misschien wel geen gaskolonie was.
Mysterieuze afspraken
De luiken van het gasgebouw bleven lang gesloten. Wie toch een blik naar binnen kon werpen zag een doolhof. Mysterieuze constructies onttrokken de bewoners van het gebouw aan het zicht. Wie zat er allemaal in het gasgebouw en wie profiteerde hoeveel van de gaswinning? Jarenlang was dit onduidelijk.
De geslotenheid van het gasgebouw verhulde wie er aan de knoppen zat en dus wie verantwoordelijk was. De verstrengelde en verknoopte belangen van de staat en het bedrijfsleven hebben snel en daadkrachtig optreden in het gasdossier zeker vertraagd. Het gasgebouw is het minst te betreuren slachtoffer van de aardbevingen in Groningen. De verhoudingen tussen de staat en NAM staan nu zo zwaar onder druk dat ze nauwelijks nog samen kunnen leven.
De parlementaire enquête en onderzoeksjournalistiek laten de architectuur en werking van het gasgebouw zien. De fundamenten van het gebouw zijn echter nog onbegrepen. In een voorgaande nieuwsbrief heb ik over de koloniale wortels van de gaswinning geschreven. In deze post laat ik de invloed van dekolonisatie zien. De luiken gingen in Groningen dicht, omdat de gaswinnende partijen vreesden voor antikoloniale pottenkijkers.
Het sjeikeffect?
Waarom werd er zo geheimzinnig gedaan over de constructie rondom de gaswinning? Meerdere journalisten hebben boeken geschreven waarin ze het heden en verleden van de gaswinning uitleggen. Journalisten zijn, een paar uitzonderingen daargelaten, de enige geschiedschrijvers van de gaswinning. Ik gebruik deze boeken dankbaar als beginpunt van mijn onderzoek naar Groningen. Wat volgt is geen afrekening of een belerend betoog, maar een nieuwe stap in een gezamenlijke zoektocht naar wat er in Groningen is gebeurd.
In verschillende publicaties wordt de geheimzinnigheid rondom Groningen en de gaswinning op het conto van sjeiks geschreven. In De gaskolonie: van nationale bodemschat tot Groningse tragedie schrijven Margriet Brandsma, Heleen Ekker en Reinalda Start dat uit angst voor exorbitante eisen aan oliemaatschappijen in het Midden-Oosten de afspraken rondom de gaswinning geheim werden gehouden.
De bedrijven Exxon en Shell weten in die beginjaren de staat ervan te overtuigen dat het niet verstandig is om aan de buitenwereld te laten zien dat de overheid veel invloed op de gaswinning heeft. De oliemaatschappijen zijn namelijk bang dat hun belangen in het Midden-Oosten worden geschaad; de regimes daar proberen meer invloed op de oliewinning te krijgen en de westerse oliebedrijven zijn daar tegen. Als de oliesjeiks erachter komen dat de staat in Nederland wel degelijk veel te zeggen heeft over de winning van delfstoffen, zou hen dat een extra argument kunnen geven om ook meer zeggenschap te krijgen. In de volksmond wordt dit het ‘Sjeikeffect’ genoemd. (p.36)
Wendelmoet Boersema omschrijft dit proces op dezelfde manier in haar boek Gronings goud: Over de macht van het gas en de rol van Rusland:
De olieconcerns zijn dik tevreden [met de geheimzinnigheid, red.]; op deze manier krijgen de sjeiks in het Midden-Oosten geen gratis argumenten in de schoot geworpen. (p.38)
Als bekend zou worden dat de Nederlandse regering iets te zeggen had over de gaswinning en er financieel van profiteerde, dan zou dat de onderhandelingspositie van regeringen in het Midden-Oosten versterken. De leiders van olieproducerende landen, hier aangeduid als “sjeiks,” zouden Shell onder druk kunnen zetten als ze hoorden wat het bedrijf in Nederland wél toestond, maar in hun landen niet.
Vliegveld bij olieveld in Saudi-Arabië, eind jaren ‘40
Sjeiks
Is het “sjeikeffect” een goed concept om aan te duiden waarom de verhoudingen in Groningen zo lang geheim zijn gehouden? Om kort te gaan: niet echt.
Het woord “sjeik” is problematisch in deze context. In 2023 associëren we “sjeik” met despotische heersers in het Midden-Oosten. Sjeik staat voor een autocraat als Mohammed bin Salman die journalisten laat vermoorden en Jemen bombardeert. Door de oorlog in Oekraïne is het vrije Europa nog afhankelijker van deze despoten geworden voor de energie-import. De sjeik is de oriëntalistische ander.
Het probleem is dat de kaarten in de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw geheel anders waren geschud. Europa en de VS hielden koloniale en racistische regimes in stand om goedkope energie uit het Midden-Oosten te halen of goedkoop te vervoeren door die landen. In het Midden-Oosten en daarbuiten verzetten allerlei anti- en postkoloniale leiders zich tegen deze (neo)koloniale geopolitiek.
Korte gang door de dekolonisatie
Vandaag is Saudi-Arabië een van de belangrijkste olieproducerende landen ter wereld, maar in de jaren ’40 van de vorige eeuw stelde de olie-industrie in het land nog weinig voor. Amerikaanse bedrijven kwamen er in dat decennium de olie-industrie opbouwen. Dit ging gepaard met extreem ongelijke verhoudingen. De Amerikaanse bedrijven namen hun racistische bedrijfsorganisatie en managementstijl mee uit het gesegregeerde zuiden van de VS. Zoals de bedrijven hun arbeiders behandelden als minderwaardige mensen, zo behandelden de VS Saudi-Arabië als een onderontwikkeld land dat nauwelijks recht had op de inkomsten van hun eigen olie. Dit leidde tot stakingen en protesten door arbeiders en felle onderhandelingen tussen de VS en Saudi-Arabië. Al in 1950 boekte Saudi-Arabië een overwinning: de helft van de olie-inkomsten zouden voortaan in het land blijven. De arbeiders verbeterede hun omstandigheden ook.
Dit was het begin van decennia aan strijd tussen Westerse koloniale en imperiale mogendheden en olieproducerende landen over wie mocht profiteren van de olie.
De vlam sloeg in 1956 weer in de pan in Suez. President Nasser nationaliseerde het Suezkanaal, een cruciale doorvoerroute voor olie. De olie uit de Perzische Golf werd door Europa aangevoerd met tankers door het kanaal. Tot dat moment was het kanaal in Brits-Franse handen. De linkse president Nasser wilde Egypte van deze koloniale erfenis ontdoen. Door de nationalisatie van het kanaal kon Egypte profiteren van de olietoevoer aan Europa. Frankrijk, Groot-Brittannië en Israël grepen militair in om het kanaal terug te veroveren. De spanningen liepen internationaal enorm hoog op. De sovjets dreigden met nucleaire aanvallen, de VS waren bang dat Egypte in het Russische kamp terecht zou komen en weigerden de Westerse aanval te steunen. Gedesillusioneerd dropen de Britse, Franse en Israëlische troepen af.
Nasser viert de nationalisering van het Suezkanaal in 1956.
Soekarno de sjeik?
De strijd om olie speelde zich ook buiten het Midden-Oosten en binnen het (voormalige) Nederlandse rijk af. Indonesië is de bakermat van Shell. Voor de dekolonisatie van Indonesië vormde het bedrijf een tandem met de Nederlandse koloniale staat. Na dekolonisatie mocht het bedrijf blijven opereren in het land. In de jaren ’50 liepen de spanningen tussen de Indonesische regering en het Nederlandse kapitaal op, mede rondom de kwestie Nieuw-Guinea. In 1957 nationaliseerde Soekarno alle bezittingen van Shell in Indonesië en richtte het nationale oliebedrijf Permina (tegenwoordig Pertemina) op. In 1962 nam Indonesië Nieuw-Guinea over van Nederland. Het laatste Nederlandse koloniale bastion in Azië viel. Dit betekende ook dat Indonesië de bezittingen van Shell op het eiland nationaliseerde en daarmee de honderden miljoenen guldens aan investeringen die op het eiland waren gedaan met goedkeuring en medewerking van het Nederlandse koloniale regime.
Soekarno
De strijd om olie was voor Egypte, Indonesië en Saudi-Arabië een strijd tegen vormen van kolonialisme die ver na de Tweede Wereldoorlog bleven bestaan. Het ging hier niet om sjeiks, maar om arbeidersbewegingen en socialistische leiders die hun eigen olie voor hun eigen land wilden inzetten in plaats van de winsten te laten afromen door Westerse oliebedrijven.
Dekolonisatie en de gaskolonie
In deze ontvlambare internationale context werd er in Nederland onderhandeld over het geld dat Groningen in het laadje zou brengen. De verdere verbanden tussen Groningen en de wereldwijde dekolonisatie zijn onderwerp voor een volgende nieuwsbrief – nu wil ik me beperken tot de volgende conclusie over Groningen als “gaskolonie.” Het “sjeikeffect” heeft tot nu toe de invloed van dekolonisatie op Groningen verhuld.
Groningen werd expliciet niet als een gaskolonie behandeld in de onderhandelingen. Groningen was een geprivilegieerd winningsgebied – er konden afspraken gemaakt worden in Nederland die niet geoorloofd waren buiten Europa in de voormalige koloniën. Groningen past in die zin niet in het rijtje van koloniale wingewesten. In Groningen viel er te praten over winstdeling, in Saudi-Arabië liever niet.
De paradox is echter dat de anti- en postkoloniale leiders helemaal niet uit waren op het delen van winst. Winstdelen was de eerste stap in een langer proces van het onder controle brengen van de olie-industrie. Zoals de voorbeelden van Nasser en Soekarno laten zien: volledige nationalisering stond hier op het spel. Tegenwoordig is ook de olie-industrie in Saudi-Arabië volledig in eigen handen. Zoals ik in een eerdere nieuwsbrief liet zien was het delen van winst tussen de staat en bedrijven een model uit de koloniale tijd. In Groningen bleef dit koloniale model bestaan, terwijl de voormalige koloniën volledig eigenaar van hun fossiele brandstoffen werden.
Marin Kuijt is promovendus aan de Universiteit van Amsterdam en onderzoekt de koloniale wortels van de gaswinning in Groningen
Geweldig dat je bezig bent met de koloniale wortels van de gaswinning in Groningen. Ik kon hierover maar weinig literatuur vinden. Ken je het werk van Nic Tummers over de carboonkolonisatie van Limburg?