Gelukkig nieuw jaar! We starten het nieuwe jaar met een oproep aan de lezers van Tot op de bodem. Het onderzoeksrapport van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen wordt in februari 2023 verwacht. Waar zou jij graag meer over lezen? Welke onderwerpen zouden we verder uit moeten diepen? Bij wijze van aftrap een gedachtewisseling tussen uitgevers Marin Kuijt (MK) en Peter van Dam (PvD).
==
Waar staan we na de stortvloed van verhoren van de parlementaire enquête over de gaswinning in Groningen? Waar letten we op als de commissie begin 2023 haar rapport publiceert? Iedere week bieden leden van de onderzoeksgroep Environment & Society aan de Universiteit van Amsterdam perspectief op het heden en verleden van de gaswinning. Ons doel is om het publieke debat over gas aan te jagen, te verruimen, te verdiepen en van kritische kanttekeningen te voorzien.
==
PvD: Marin, je publiceert nu ruim twee maanden wekelijks Tot op de bodem. De leden van de onderzoeksgroep Environment & Society hebben sterk uiteenlopende invalshoeken gekozen: historische analyses, beeldvorming, vergelijkingen met andere regio’s, enzovoorts. Ik was verrast door de respons op ons initiatief. Ik word er regelmatig op aangesproken en heb sinds we de nieuwsbrief lanceerden heel wat leerzame gesprekken met mensen met hele verschillende achtergronden gevoerd. Waar denk jij na het lezen van de afgelopen edities over na?
MK: Een thema dat steeds terugkeert in verschillende edities is: Is Groningen een kolonie/wingewest van de randstad (geweest)? Op het eerste gezicht lijkt er iets koloniaal aan de gaswinning te zijn. Groningen is een perifeer gebied dat nauwelijks heeft geprofiteerd van de gaswinning terwijl de randstad alle winsten opstreek. Er lijkt een klassieke koloniale centrum-periferie verhouding te zijn.
PvD: Dat heeft mij ook getroffen. De term ‘gaskolonie’ is niet slechts een effectieve formulering om het probleem uit te vergroten. De verwijzing naar kolonialisme raakt aan de geschiedenis van de regio (vgl. Valladeres) en aan de manier waarop mensen in Groningers zich behandeld voelen. Door na te denken over Groningen als kolonie komen ook parallellen met andere regio’s en tijden in beeld, bijvoorbeeld in jouw analyse van de koloniale wortels van de bestuursstructuur van de gaswinning.
Toch blijf ik de term ‘kolonie’ ook problematisch vinden in deze context: het geweld dat we in Groningen zien is van een andere orde dan we uit de koloniale geschiedenis kennen en racisme speelt geen rol bij de rechtvaardiging van het systeem.
MK: Inderdaad, de vraag is voor mij: wat betekent ‘koloniaal’ of ‘kolonie’ in deze context? Nu roepen deze kwalificeringen meer vragen op dan antwoorden. Maar deze vragen zijn ontzettend de moeite waard. Mijn onderzoek gaat over de link tussen de koloniën en Groningen. Ik denk dat we na meer onderzoek de situatie in Groningen beter gaan begrijpen aan de hand van termen als kolonialisme en wingewest.
PvD: Wat op de achtergrond een belangrijke rol lijkt te spelen en volgens mij meer aandacht verdient, zijn de verschuivende toekomstverwachtingen rondom de gaswinning. Toen het Groninger gasveld in de jaren zestig in gebruik genomen werd, wilden de betrokkenen het zo snel mogelijk leegpompen, omdat ze verwachtten dat kerncentrales de energievoorziening binnen twintig jaar zouden overnemen. De hele infrastructuur die voor de gasvoorziening letterlijk uit de grond werd gestampt was aanvankelijk maar voor een jaar of twintig bedoeld! Ook op latere momenten zie je die verwachtingen steeds schuiven en ook schuren. Eerst werd de schatting van de omvang van het gasveld enorm naar boven bijgesteld. Later ging het idee dat rond 2025 de exploitatie van het Groninger gasveld beëindigd zou worden een grote rol spelen. Nu verschuiven de verwachtingen omtrent de gaswinning door de gestelde klimaatdoelen voor 2030 en 2050 ook weer ingrijpend, maar schuurt dat enorm met de gestegen behoefte aan gas uit de eigen regio door toedoen van de oorlog in de Oekraïne. Die veranderende verwachtingen bieden ook zicht op de grensoverschrijdende geschiedenis waarvan de gaswinning in Groningen deel uitmaakt. Dat geldt voor de internationale klimaatdoelen, maar ook op kleinere schaal. Andrew Telford wees in zijn bijdrage bijvoorbeeld op de verwachtingen die vanuit Europa worden geformuleerd.
Ben jij eigenlijk anders naar Nederland gaan kijken door het lezen van Tot op de bodem?
MK: Ja, vooral door de bijdragen aan Tot op de bodem die parallellen trekken tussen de gaswinning en milieurampen op andere plekken in de wereld. Esther Peeren laat bijvoorbeeld de overeenkomsten en verschillen met vervuiling in Amerika zien. De les die ik daaruit trek is dat de ramp van de gaswinning niet een uniek Nederlands fenomeen is, maar onderdeel van een wereldwijd probleem met de destructieve fossiele brandstoffen industrie. Misschien past Nederland wel in het rijtje van petrostaten [petro states] zoals Venezuela, Iran en Rusland, i.e. landen die zowel rijk zijn geworden door fossiele brandstoffen als geplaagd worden door allerhande problemen die deze industrie met zich meebrengt. Dit is iets wat bijvoorbeeld de antropoloog Gertjan Plets al tijden zegt. Hij doet onderzoek in Siberië en ziet vooral overeenkomsten tussen Groningen en Rusland in plaats van verschillen.
PvD: Wat mij verder opviel, was het contrast tussen de enquête en analyses in Tot op de bodem. Het onderzoek van de enquêtecommissie vindt plaats op een moment dat de toekomst van fossiele brandstoffen ter discussie staat. Historici schrijven de geschiedenis van klimaatverandering en de afhankelijkheid van kolen, olie en gas. Toch lijkt de enquête zelf vooral te draaien om de vraag wie wat wanneer wist en wie in welke mate verantwoordelijk gehouden kan worden. Waar raken die bredere perspectieven en de specifieke opdracht van de enquêtecommissie elkaar?
MK: Dat vind ik een heel goed punt. Ik denk dat er één Een belangrijke vraag is waarin de perspectieven van de enquête en Tot op de bodem elkaar raken: Wat zijn de gevolgen van de ramp in Groningen voor de verhoudingen tussen de staat en Shell en andere fossiele bedrijven? Het staat wat mij betreft inmiddels wel buiten kijf dat de verwevenheid van de staat en de NAM bij heeft gedragen aan de ramp in Groningen. Maar de afgelopen tien jaar zijn de verhoudingen op scherp komen te staan. Wie betaalt bijvoorbeeld welke schade? Wie bepaalt hoeveel gas er nog gewonnen mag worden? Vorige week kopte de Telegraaf nog dat Shell weigert extra gas te winnen uit Groningen mocht de regering dat willen. Dat zou tien jaar geleden ondenkbaar zijn geweest. We zien dus historische verschuivingen in de relatie tussen de staat en Shell. Ik ben benieuwd wat de commissie daarover te zeggen heeft.
PvD: Door in te zoomen op Groningen ben ik me ook meer bewust geworden van de complexiteit en wispelturigheid van de relaties tussen de betrokkenen. Waar we nog niet veel aandacht voor hebben gehad, zijn de relaties tussen verschillende gasvelden. Eén van die gesprekken die ik had naar aanleiding van deze nieuwsbrief ging over de aardbevingen rondom Alkmaar, die ook worden veroorzaakt door gaswinning. Daar zou ik graag meer over willen weten: hoe verhoudt de situatie in Groningen zich tot andere gasvelden? Is de schade daar minder en zo ja, waarom? Wat voor relatie bestaat er tussen de verschillende grote en kleinere gasvelden in en rond Nederland? Dat zijn ook belangrijke vragen met het oog op de tijd na ‘Groningen’: gaan natuur en mensen boven andere gasvelden de prijs betalen voor het dichtdraaien van de gaskraan in Groningen?
Wat is jou als lezer van deze nieuwsbrief opgevallen? Waar zou je graag meer over lezen? Laat het ons weten in het commentaarveld hieronder, via e-mail (m.w.kuijt@uva.nl) of op Twitter (@ph_van_dam).